Hartritmestoornissen

Gelukkig zijn ritmestoornissen bij het kind veel zeldzamer dan bij volwassenen. Bij kinderen zonder onderliggende hartafwijking en zonder beladen familiale geschiedenis zijn ritmestoornissen meestal ongevaarlijk en is de kans op genezing vrij groot. Bij kinderen met ritmestoornissen bij dichte familieleden of onderliggende hartafwijking zijn de risico’s veel groter en is genezing veel moeilijker.

De meest frequente ritmestoornissen bij kinderen zijn eenvoudig in te delen.

  1. Overslagen of extrasystolen. Indien er geen onderliggende hartafwijking bestaat zijn deze meestal onschuldig en hoeven niet behandeld te worden. Uitzondering zijn deze die toenemen bij inspanning of gepaard gaan met klachten zoals duizeligheid en bewustzijnsverlies. Bij kinderen met onderliggende hartafwijkingen zal men altijd nagaan of deze ritmestoornissen niet het resultaat zijn van een achteruitgang van de hartwerking of de voorbode zouden zijn van gevaarlijker ritmestoornissen.
  2.  Supraventriculaire tachycardieën (SVT)
  3. Ventrikeltachycardieën of min of meer snelle hartkloppingen vanuit de kamers. Meestal bij kinderen met onderliggende afwijkingen en meestal gepaard met ernstige symptomen. Het risico ligt veel hoger dan bij voorgaande vormen en bovendien is de behandeling is veel moeilijker dan bij de supraventriculaire tachycardie.
  4. Ritmestoornissen die zich uiten door flauwvallen (syncope) bij inspanning of stress zijn gevaarlijk. De meest gekende zijn het lang QT syndroom en de rechterkamerdysplasie. In een aantal gevallen komen deze familiaal voor.
  5.  Trage hartslag: indien de hartslag bij een zuigeling onder 60 slagen per minuut gemeten wordt is er dikwijls een onderbreking in de elektrische geleiding van het hart, zodat de prikkels vanuit de boezems niet meer naar de kamers doorgeleid worden of AV-blok. Een AV-blok kan men eveneens terugvinden bij oudere kinderen met een veel te trage hartslag die niet frequent aan sport doen. Meestal hoeft geen behandeling tenzij er klachten zijn: flauwvallen, hartkloppingen. De behandeling bestaat uit inplanting van een pacemaker.

Methodes om tot een correcte diagnose te komen:

  • electrocardiogram
  • echocardiografie om onderliggend hartlijden uit te sluiten
  • Holteronderzoek of 24-uurs registratie van de hartslag (thuis)
  • Event recorder: vergelijkbaar met Holter, maar in staat om langer dan een week te registreren indien de klachten weinig frequent zijn
  • Electrofysiologisch onderzoek: hartcatheterisatie waarbij specifiek ritmestoornissen worden opgewekt om hun aard en lokalisatie beter te begrijpen.