Ventrikel Septum Defect (VSD)

 

vsd2-t

Het geïsoleerde VSD is de meest voorkomende aangeboren hartafwijking. Er bestaan  eén of meerdere openingen in het tussenschot tussen beide kamers waarlangs het bloed van de linker naar de rechter kamer stroomt.

Aanvankelijk is die bloedstroom beperkt omdat voor de geboorte de druk in rechter en linkerkamer gelijk is. De longen zijn nog niet ontplooid en via de ductus arteriosus staat de longcirculatie (en dus ook de rechterkamer) in verbin­ding met de systeemcirculatie. In beide systemen  heerst dezelfde druk en er is geen passage van bloed door het VSD. Na de geboorte ontplooien de longen en sluit de ductus. Dit heeft tot gevolg dat in de eerste dagen na de geboorte de longweerstand en de rechter kamerdruk dalen. Er ontstaat een drukverschil tussen linker en rechter kamer waardoor het bloed onder hoge druk doorheen het VSD wordt geperst. De turbulentie die ontstaat zorgt voor een hartgeruis, dat typisch bij ontslag uit het moederhuis gehoord wordt.

Klachten treden op naargelang de grootte van het defect. Een klein defect zal gekenmerkt worden door een luid geruis maar geen klachten geven. Bij een groot defect (meestal ³1 cm) zal er veel bloed vanuit de linker naar de rechter kamer en van daaruit naar de longen stromen. Vanaf de geboorte zakt de longweerstand geleidelijk tot zijn minimum rond de 2e tot de 3e levensmaand. Op dat ogenblik zal de bloedstroom doorheen het VSD naar de longen toe maximaal worden en treden er klachten op: snelle ademhaling tijdens het drinken en overvloedig zweten na het drinken. Geleidelijk aan zullen ook de hoeveelheden die het kind drinkt verminderen en de gewichts­toename vertraagt. Algemeen ziet het kind bleek of grauw. Cyanose is geen kenmerk van deze afwijking. Wel is er meestal een luid hartgeruis.

Kleine defecten worden rustig gevolgd. De kans op spontane sluiting voor het 6e levensjaar is zeer groot (meer dan 90%). Indien de opening na deze leeftijd nog steeds aanwezig is, wordt enkel antibiotica profylaxe aangeraden. Operatief ingrijpen bij een klein VSD is enkel nodig indien een klep in de onmiddellijke nabijheid  lekt.

Grote defecten die klachten geven, kunnen eerst met medicatie behandeld worden (diuretica) in de hoop dat ze spontaan verkleinen.

Indien de klachten aanslepen, dient het VSD chirurgisch te worden gesloten. Deze ingreep gebeurt klassiek tijdens het eerste levensjaar. Indien de klachten echter verbeteren, kan men enige tijd afwachten. Tijdens de daarop volgende periode worden voornamelijk de longdruk en de grootte van het hart gevolgd. Indien de longdruk verhoogt, zal men, zelfs zonder klachten, het VSD chirurgisch sluiten voor de eerste verjaardag en dit om onherstelbare schade aan de longvaten te voorkomen. Indien de longdruk normaal blijft, maar het hart is rond de leeftijd van 5 jaar vergroot, zal men het VSD rond deze leeftijd sluiten. Het operatief risico van deze ingreep is laag en de levensverwachting nadien is normaal.

 Een alternatief wijze van sluiting met een paraplusysteem via hartkatheterisatie is in uitzonderlijke gevallen mogelijk: slechts openingen in het midden van het tussenschot en ver verwijderd van de kleppen kunnen met deze techniek gesloten worden.

Multipele VSD’s: Soms zijn er verscheidene VSD’s in de punt van het hart. In tegenstelling tot VSD’s op andere locaties is chirurgische sluiting hier niet zo eenvoudig. Dikwijls kan men deze openingen slechts benaderen via een insnede in het linkerhart, met nadien een zeker risico op blijvende beschadiging van het linkerhart. De voorkeursbehandeling bestaat nu uit sluiten van deze openingen met catheterisatietechnieken, zoals bij ASD. Soms legt men tijdelijk een bandje rond de longslagader, om wat tijd te winnen. In sommige gevallen zullen de VSD’s hieronder zelfs spontaan sluiten. Daarom worden nu zelfs resorbeerbare bandjes ontwikkeld.